Drama

VOORBEREIDINGSFORMULIER
BOUWPLAN VOOR HET VOORBEREIDEN VAN LEERSITUATIES



VAKGEBIED/ONDERWERP: Drama
DUUR: 35 Minuten
LOCATIE: Speellokaal
DOELGROEP: groep 3/4

VOORBEREIDING


BEGINSITUATIE VAN DE KINDEREN (m.b.t. het leerdoel)
KENNIS
Wat weten de leerlingen al? De leerlingen weten dat in de lente bloemen uitkomen.
VAARDIGHEDEN
Wat kunnen de leerlingen al? De leerlingen kunnen luisteren naar een verhaal en ze kunnen met hun fantasie verzinnen hoe ze een bepaalde rol moeten spelen..
GEDRAG
Met welk gedrag moet je rekening houden? Enthousiasme, kinderen willen alle rollen spelen, anders zijn ze teleurgesteld. Dit lossen we op door het verhaal twee keer voor te lezen, waarbij we de leerlingen een andere rol krijgen. Sommige kinderen weten niet goed hoe ze een bepaalde rol moeten spelen. Doordat de leerlingen niet alleen een rol spelen, kunnen ze bij de andere leerlingen kijken hoe die een bepaalde rol spelen.
LEERDOELEN VOOR DE KINDEREN
PRODUCTDOEL
Wat moeten de ll-en concreet aan het eind van de les kennen en/of kunnen? De kinderen moeten zich aan het einde van de les in kunnen leven in een dier of in een andere rol, ze hebben hun bewegingsvrijheid vergroot en ze vergroten hun fantasie.
PROCESDOEL
Wat moeten de ll-en tijdens de les ervaren / oefenen? Kunnen luisteren naar een verhaal en op het juiste moment in actie komen en hun rol spelen. Daarnaast is het belangrijk dat de leerlingen een leuke dramales, met veel plezier, ervaren.


OPBOUW LEERSITUATIE

LESTIJD: 35 minuten


ORIËNTATIEFASE (10 minuten)
Introduceren (hoe maak ik de ll-en betrokken / nieuwsgierig?)
Informeren (hoe geef ik overzicht over het verloop en het doel van de les?)
Instrueren (verwachtingen en organisatie bespreken / opdracht of taak uitleggen)

We gaan met de klas naar het speellokaal. Daar laten we platen zien, waarop te zien is hoe een krokusje tot bloei komt. Eerst een bloembol in de grond, deze groeit daarna langzaam uit tot een bloem. We vertellen de kinderen dat ze het groeien van de bloem gaan naspelen. We bespreken eerst stap voor stap hoe we de verschillende fasen van een bloemetje dat gaat groeien kunnen uitspelen:
- Hoe kan je het beste een bolletje in de grond nadoen?
- Wat doen we met onze handen en met ons lichaam?

Iedereen zoekt een plekje in de lokaal, waar ze de ruimte hebben om vrij te bewegen. Hier beelden de leerlingen uit wat zij net geleerd hebben, hoe een bolletje uit de grond komt. Om te zorgen dat het synchroon gebeurt, gebruiken we de volgende muziek:


Krokusbolletje, krokusbolletje,
Kom eens uit je holletje.
Met je bloempjes paars en geel,
Op een dunne groene steel.

De leerlingen hebben zich nu ingeleefd in een bloemetje.
We vertellen de leerlingen dat we nu een verhaal uit gaan spelen, dat ze allemaal een rol hebben en de groepjes worden verdeeld.
Groepjes: vogels, egels, bloemen, eenden, kinderen.
UITVOERINGSFASE (20 minuten)

Uitleg
We lezen het verhaal van Iris en Michiel twee keer voor. De leerlingen spelen, op het moment dat hun rol in het verhaal voorkomt, uit wat er wordt verteld.
We wisselen na de eerste keer voorlezen van het verhaal van rollen, zodat de leerlingen meerdere rollen kunnen spelen.
Tussen de verhalen door houden we ook een evaluatie: Wat hebben we gezien? Wat vonden we leuk?

Het verhaal:
Iris en Michiel willen vandaag naar buiten. Het is prachtig weer. Het
lentezonnetje schijnt de kamer in. Iris en Michiel mogen vandaag zonder jas
naar buiten. Zingend lopen Iris en Michiel zonder jas naar buiten. Samen
zingen zij het versje:

Krokusbolletje, kom eens uit je holletje
Met je bloempjes paars en geel
Op een dunne groene steel

Bij de tuin stoppen ze. Wat zien ze daar? Het egeltje dat daar zijn
winterslaap heeft gehouden, is wakker. Het egeltje beweegt zijn kopje. Maar
het is niet één egeltje er zitten er wel meer. Ze kruipen bij elkaar,
knabbelen wat aan een blaadje sla. Die egeltjes hebben wel honger zeg! Ja, ze
hebben natuurlijk de hele winter geslapen. Iris en Michiel blijven even
kijken naar de egeltjes. Dan lopen ze weer verder en roepen na: ´Dag
egeltjes, eten jullie maar lekker door hoor´. Overal waar Iris en Michiel langs
komen is het lente. Zelfs in de tuin van de school. Iris wijst naar een
krokusje in de tuin. Het bloemetje is al goed gegroeid. Michiel zingt nog
één keer het versje:

Krokusbolletje, kom eens uit je holletje
Met je bloempjes paars en geel
Op een dunne groene steel

Iris kijkt goed en ziet dat de bloemen bewegen. Michiel ziet het nu ook.
´Joepie!´ roepen ze tegelijk, met de armen in de lucht. De bloemen blijven
bewegen, kleine bloemetjes lijken ineens groter te worden. Het versje van
Iris en Michiel hebben de bloemen wel gehoord!

Iris en Michiel lopen naar het park, ze rusten even uit en gaan op een bankje
zitten. Ze luisteren naar de prachtige geluiden om hen heen. Vogels die
fluiten en voorbij fladderen, vogels die nestjes maken in de boom, vogels
die takken zoeken voor hun nestje.

In het water zwemmen de eendjes, kwak kwak, kwek kwek, Wat hebben zij een
plezier!
Ineens bedenkt Michiel dat hij het brood is vergeten om de eenden mee te
voeren. Gelukkig heeft Iris er wel aan gedacht. Uit haar zak haalt Iris een
zak met brood tevoorschijn. Michiel gooit een stukje brood in het water. De
eenden komen al kwakend van alle kanten naar het brood toe zwemmen. Zo het
brood is op en de eenden hebben genoeg gehad.

Iris en Michiel zien dat het al weer tijd is om naar huis te gaan. Samen
huppelen ze naar huis.
Wat ruikt het lekker. Moeder heeft lekkere pannenkoeken gebakken. Dat is nog
eens een verassing. Wat ze over houden dat geven ze aan de eenden. Een
prachtige lente dag en ook nog eens pannenkoeken eten. Iris en Michiel
kijken elkaar aan en zijn super blij!



AFSLUITINGSFASE (5 minuten)
Afronding (hoe wil je dat de les afgerond wordt?)
Wat voor verschillende vogels hebben we gezien? En egels? Wat deden Iris en Michiel anders? De bloemen, kwamen ze net zo uit de grond als we in het begin geoefend hadden?
Hebben jullie nu ook zo’n trek gekregen in pannenkoeken? Ik heb voor jullie allemaal een pannenkoek meegenomen!

WERKVORMEN
Welke werkvorm gebruik ik?
Bij alle drie de fases: klassikaal, interactief.

Activiteiten; wat doen de kinderen?Oriëntatiefase: luisteren naar de introductie en nadenken over hoe je het groeien van een bloem kan naspelen. Vragen beantwoorden. Naspelen van een bloemetje dat gaat groeien, op de muziek van 'krokusbolletje'.
Uitvoeringsfase: Kinderen spelen hun rol in het verhaal dat de leraar voorleest. De leerlingen vertellen wat ze leuk vonden, met name hoe de rollen werden gespeeld. De leerlingen spelen daarna een andere rol in het verhaal.
Afsluitingsfase: Evalueren hoe de leerlingen hebben gespeeld en wat ze is opgevallen aan de verschillende manieren waarop de andere leerlingen hebben gespeeld.


Organisatie & materiaal; Wat heb ik nodig en moet ik klaarzetten?
Oriëntatiefase: Platenvan de ontwikkeling van een bloembol tot bloem. Speellokaal.
Uitvoeringsfase: Verhaal van Iris en Michiel in de lente.
Afsluitingsfase: Voor iedere leerling een pannenkoek

Geen opmerkingen:

Een reactie posten